Kloppend hart van Rotterdam

Rots in de branding

Serga van Roon Tekst
Eric Fecken Beeld

Niet alle lijstjes die Rotterdam aanvoert, zijn even fraai. Rotterdam is ook een van de steden waar de armoede het snelst stijgt. Dick Couvée, predikant en directeur van de Rotterdamse Pauluskerk, weet er alles van. De groep mensen die dagelijks aanklopt bij ‘zijn’ Pauluskerk groeit gestaag. “Veel van deze mensen zitten helemaal onderaan het putje van de samenleving.”

Begin jaren tachtig verwierf de Pauluskerk, destijds onder leiding van dominee Hans Visser, landelijke bekendheid vanwege de opvang van mensen aan de onderkant van de samenleving. Drugsverslaafden, daklozen, vluchtelingen: iedereen was welkom in de Pauluskerk. Nog steeds, overigens. Maar veel is ook veranderd. Sinds 2008 staat Dick Couvée aan het roer. De oude kerk aan de Mauritsweg is gesloopt en heeft midden vorig jaar plaatsgemaakt voor een nieuw, futuristisch ogend gebouw. Ook de bezoekers zelf zijn veranderd. Couvée: “In de jaren tachtig was er een enorme groep zwaar verslaafde dak- en thuislozen die ons centrum bezocht. Zo’n 3500 mensen, die heel bepalend waren voor het stadsbeeld. Hans Visser ontfermde zich over hen. Dwars tegen de stroom in. Iedereen liep met een grote boog om hen heen.”

Tegenwoordig lijken verslaafde daklozen bijna een zeldzaamheid in het straatbeeld van Rotterdam. Niet dat ze er niet zijn, maar sinds 2007 probeert de gemeente deze groep van de straat te krijgen en onder te brengen in opvanghuizen. Met succes. Couvée: “Het straatbeeld is de afgelopen tien, vijftien jaar enorm veranderd. Er zijn bijna geen dak- en thuisloze verslaafden meer op straat, ook ’s nachts niet. Dat is winst. Allereerst voor de mensen zelf, maar ook voor de stad.”

Sporen van de crisis

De mensen die Couvée anno 2014 treft in zijn kerk, hebben één ding gemeen: ze redden het niet meer, om wat voor reden dan ook. Mensen met psychische problemen, vereenzaamde mensen, werklozen, mensen zonder verblijfsvergunning, daklozen en mensen met een crimineel verleden. Allen weten ze de weg naar de Pauluskerk te vinden. “We krijgen hier vandaag de dag meer mensen dan ooit over de vloer. Heel andere mensen dan vroeger. Niet vreemd. De stad Rotterdam en de maatschappij als geheel zijn enorm veranderd.” De crisis bijvoorbeeld, heeft diepe sporen getrokken. “We zien hier mensen die als gevolg daarvan steeds verder in de put raken. Daar zitten veel alleenstaande moeders bij. Het begint met een schuld en van het een komt het ander. Uiteindelijk belanden ze op straat. Eenmaal daar glijden ze alleen maar verder af en wordt het steeds moeilijker ze weer aan onderdak te helpen en op de rails te krijgen. Al deze mensen zitten helemaal aan de onderkant van het putje. Deze groep groeit als gevolg van de economische crisis.”

Lelijke kanten

Voor mensen die echt geen andere mogelijkheden meer hebben, biedt de Pauluskerk slaapplekken, 24 in totaal. Hele gezinnen bivakkeren er soms. Couvée: “En dat allemaal in het ‘prachtige’ Rotterdam.”

De predikant houdt van de stad, laat daar geen misverstand over bestaan. “Rotterdam is mooi. Absoluut. Zo vind ik de West-Kruiskade een prachtig gebied. Alle kleur en diversiteit die je daar aantreft. Het is een schoolvoorbeeld van hoe een wijk zich in positieve zin kan ontwikkelen. Het was er lange tijd doffe ellende en kijk nu eens. Maar de stad kent ook heel lelijke kanten. Daar mogen we niet aan voorbij gaan. Rotterdam telt 65.000 mensen die onder de armoedegrens leven. Bijna een vijfde van de inwoners! Dit is bovendien ook de stad in Nederland waar de armoede het snelst groeit.

“In 2013 groeide het aantal huishoudens dat een beroep moet doen op de voedselbank van 4300 naar 5900. Mark Rutte ontkent een heel groot probleem als hij zegt dat armoede niet bestaat. En kijk ook eens naar het huidige Rotterdamse college van B&W. Een college dat vooral de focus legt op kansrijken. De kansarmen bestaan in hun ogen niet. Die zijn ze liever kwijt dan rijk. Die hebben pech gehad.”

Geen onderscheid

Couvée ziet het niet als zijn morele plicht om voor deze mensen in de bres te springen. “Het gaat veel dieper dan dat. Het heeft alles met mijn geloof te maken. Ik geloof in een God en draag dat uit. In woord en gebaar. Ik kan van alles zeggen en vertellen over die God. Maar het gaat vooral om de daden. Ik maak bovendien geen onderscheid. Er komen hier meer moslims dan christenen over de vloer. Prima. De Pauluskerk is er voor iedereen. Moslims, boeddhisten, christenen, joden, seksuele minderheden. Tegen een moslim zeg ik: ‘Als jij nu zorgt dat je een goed moslim bent, probeer ik een goed christen te zijn. Moet je eens opletten hoe mooi de wereld dan wordt. Ik ben hier niet om mensen te bekeren. Ik ben hier voor de mensen, voor alle mensen! Ik doe niet mee met de maatschappelijke trend van uitsluiting. Ik ben voor insluiting. Jezus en Paulus, de naamgever van deze kerk, zijn universalisten. Zij delen mensen niet in hokjes in. Dus wij ook niet. Losers, drop-outs en illegalen bestaan niet. Geen enkel mens is een loser, een drop-out of een illegaal. Ieder mens telt mee. Dat is het fundament van de Pauluskerk.”