Kloppend hart van Rotterdam

Alles met aandacht

Sander Grip Tekst
Antim Wijnaendts van Resandt Beeld

Elfie Tromp heeft een missie: mensen raken en hen bewuster maken van de wereld om hen heen én van zichzelf. Ze doet dat op veel manieren. Tromp schrijft columns voor Metro, heeft nu twee romans op haar naam staan, is performer en theatermaker en presenteert Nooit Meer Slapen voor de VPRO. En in juni 2018 verscheen de dichtbundel ‘Victorieverdriet’. Haar eerste schreden in de poëzie, over het verwerken van een verloren liefde en daarna opstaan en doorgaan, kregen lovende kritieken.

De witte flufjes aan de oortjes en het staartje van Chinese naakthond Chin-Chin trillen op de maat van haar gegrom. Zij verdedigt met enthousiasme de keuken als háár territorium terwijl het baasje in de lach schiet. Vanuit het keukenraam wijst Elfie Tromp naar de straat beneden: “Mijn eigen fosfaat heb ik gebruikt voor de geveltuin. Een leuk experiment hoor, maar dat doe ik nooit meer. Weet je hoe vreselijk het stinkt als je je urine inkookt?”

Het huis-tuin-en-keukenproefje voerde ze uit voor een vlogserie in de Volkskrant. “De werkzame stof in kunstmest is fosfaat en die raakt op. Wat kan ik daar als enkeling aan doen? Daar gaat deze serie over. Het mooie van fosfaat is, dat het zit in alles wat we eten maar ons lichaam kan er niets mee. Je scheidt het weer uit via je urine. Kook het in en je houdt pure fosfaat over; een mooie meststof voor je plantjes. Hartstikke duurzaam natuurlijk, want er komt niets anders bij kijken dan je eigen lichaam. Maar goed, die lucht…” Gelukkig lijkt zich een alternatief aan te dienen voor zelf je eigen fosfaat destilleren, weet Tromp: “Bij de waterzuivering in Amsterdam vangen ze inmiddels het fosfaat van heel de stad op. Dat is de toekomst!”

‘Consumentisme is meestal het afdekken van een leegte in ons’

Hommels

Als de koffie klaar is, zet ze zich aan de eettafel midden in het kleine kamertje dat centraal in het huis ligt. Van hieruit kun je makkelijk alle kamers overzien. Een relaxte bank in het volgende kamertje, het bed in de slaapkamer voorbij de opgeruimde gang. Ze zet een schaaltje neer; aardbeien uit haar eigen balkonmoestuin bij de koffie. Ze vouwt een been onder zich en laat haar schouders hangen. Ze ontspant en dat slaat over op Chin-Chin, die de woning in snuffelt op zoek naar ander gevaar op deze lome namiddag.

Nu ze het toch heeft over duurzaamheid, je ecologische voetafdruk, het redden van insecten en het beschermen van het heelal, weidt Tromp nog maar wat uit over al die kleine maniertjes om de wereld te redden. Of in ieder geval iets minder snel naar de kloten te helpen. Ze strijkt een ranke hand door haar witte, met lichtpaarse highlights aangezette haren en meldt dat ze zo bewust mogelijk probeert te leven. “Dat begint bij de vraag in hoeverre dat überhaupt kan als stadsmens op de tweede etage. Dan blijkt dat je veel meer kunt dan alleen recyclen, zoals iedereen hoort te doen. Dat is een kleine moeite die in de dagelijkse routine in te bouwen is.

Het boek ‘A tale with a sting’ van Dave Goulson zette me aan het denken. Het gaat over de hommel, onder andere over de industriële teelt ervan. Dat is een enorm probleem, want geteelde hommels zijn genetisch zwakker geworden door achteloos gebruik van insecticiden. Nu kruisen ze zich met wilde hommels die daar ook niet sterker van worden. Ik las het en dacht: wat zou ik kunnen doen met mijn microbalkonnetje in de stad?

Het grootste probleem in de landbouw is de monocultuur van gewassen. Er is geen variatie, waardoor insectenpopulaties zoals die van de hommels razendsnel achteruitgaan. In ons land is ongeveer veertig procent van de grond in particulier bezit. Als we stoppen met al die steriel betegelde tuintjes, balkonnetjes en hofjes, als we zaadjes strooien en verschillende soorten bomen en struiken planten, dan leveren wij de diversiteit die insecten nodig hebben om te overleven. Het is niet het enige wat we moeten doen om de wereld te redden, maar we maken onze omgeving in ieder geval wel veelzijdiger en we redden er wellicht ook de gewassen mee die twintig kilometer verderop in de Hoeksche Waard geteeld worden. Maar zijn we bereid om van onze luie reet af te komen en een steentje bij te dragen?”

Dan kun je roepen: mijn steentje is zo klein, dat heeft geen zin. Maar Tromp pakt de handschoen op om een beetje goed te doen voor de wereld. Ze bestelt de gratis grond die Rotterdam ter beschikking stelt voor geveltuintjes. En goed, ze strooit er niet langer haar zelf ingekookte fosfaat op, maar ze zet er wel weesplantjes in die de stichting GroenNoord redt uit tuinen die geruimd worden. Alle beetjes helpen. Een motto dat ze tot in de keuken doorvoert, want Tromp heeft de neiging lekker van de hak op de tak te springen als haar hoofd eenmaal connecties maakt op een onderwerp: “Dagelijks vlees, daar zijn we niet op gebouwd. Ik zie dierlijke eiwitten als een feestje, iets dat je af en toe eens eet.” Ze trekt bedachtzaam het kroontje van een aardbei. Ze steekt het vruchtje voorzichtig in haar mond en het kroontje gaat met een welgemikte boog het raam uit. “Het noodlot bepaalt of je iemand raakt of niet”, grapt ze. “We kunnen veel kleine dingen doen”, gaat ze verder. “Het belangrijkste is dat we ons bewust worden van de mogelijkheden die we hebben. Neem die gemeentelijke maatregel om auto’s uit het centrum te weren. Misschien is het symboolpolitiek, maar ik geloof dat het bewustzijn helpt te creëren.”

Cavia

Al vijf jaar is Tromp columnist bij Metro, dé plek waar zij bewustzijn aanwakkert via het geschreven woord. Dat is haar wapen waarin ook haar mentaliteit als straatvechter naar voren komt. “Ik schrijf scherp en eerlijk. En ik steek mijn mening niet onder stoelen of banken. Zo kan ik mensen aan het denken zetten. Deze tijd heeft een uitgesproken mening nodig.” Daarmee maakt ze het zichzelf soms wel lastig, maar dat neemt ze op de koop toe: “Als ik een column schrijf over ‘eet wat minder vlees’, krijg ik woe-den-de reacties. Dat komt door het achterhaalde idee van luxe dat we verbinden aan die lap dood dier op je bord. ‘Ik zwoeg de hele week om mijn kinderen elke dag vlees te kunnen geven.’ Maar dan eten ze wel een kiloknallerkotelet die nergens naar smaakt.”

Ze haalt haar been onder zich vandaan, wrijft er leven in en leunt met haar ellebogen op tafel. “Weet je wat een levensmotto zou moeten zijn? Doe alles met aandacht. Koop wat je echt nodig hebt, wat je echt heel mooi vindt en wat je echt wilt hebben. Als ik in de stad kom, zie ik zoveel mensen doelloos hun tijd verdoen met dingen kopen. Shoppen als hobby. Dat soort mensen brengt de wereld dichter naar de afgrond. Wat we nodig hebben is een kritische houding jegens alles. Maar goed, de tijd van het activisme lijkt ver achter ons te liggen.”

Toch blijft Tromp kritisch. Een vraag die ze altijd en overal stelt: waarom vind ik wat ik vind en doe ik wat ik doe? Daar komt die activistische columnist om de hoek kijken: “Ik daag iedereen altijd uit na te denken over deze vraag. Doe je iets omdat het zo hoort? Omdat het gemak is? Omdat je je verveelt? Consumentisme is meestal het afdekken van een leegte in ons; je zoekt je heil in eten, in kleding, in liefde van andere mensen. Maar wat wil je zelf nou werkelijk? Het antwoord is ontluisterend vaak: dat je je beter voelt. Nou, daarvoor kun je dus in therapie. Daarvoor hoef je geen kleren van de H&M te kopen.”

Op de achtergrond slaat Chin-Chin aan op een denkbeeldige vijand die het appartementje uitgejaagd moet worden. Tromp maant het oude beestje tot stilte en vervolgt: “Veel industrieën zijn geënt op het idee van kapitalistische groei, maar het begint barsten te vertonen. Neem de pil. Als je er eentje wil die je geen koppijn bezorgt, moet je bijbetalen omdat die toevallig niet in jouw polis zit. Niemand kan uitleggen waarom dat is. Het neoliberale leven waarin we onszelf genesteld hebben, zit ons inmiddels te strak. We kunnen hieraan ontsnappen door ons de vraag te stellen waarom je doet wat je doet en wilt wat je wil.”

Dat leidt tot bewustwording en tot individualisme, want je moet bij jezelf te rade gaan wat jíj wil zonder je te laten leiden door anderen. Dat is volgens Tromp een vorm van individualisme waar we allemaal wat aan hebben. Want zolang we ons ontwikkelen, kunnen we in alle vrijheid kiezen zonder ons te laten leiden door domme, basale verlangens.

Dat lijkt makkelijk gezegd in een wereld die steeds meer drijft op individualisme. Maar volgens Tromp is die te vaak inhoudsloos. Het gevaar van het individualisme is dat we lui worden en denken: na mij de zondvloed. Wat heeft die wereld met mij te maken? In mijn ogen is het antwoord eenvoudig: alles! Ik wil me bewust zijn van de kansen die ik heb. Al onze luxe is door eerdere generaties bevochten. Ik behoor tot de eerste generatie vrouwen die niet beknot worden door wetten of sociale conventies, maar dat staat wel altijd onder druk. Ik ben van plan alles uit het leven te halen. Als iemand vraagt waarom ik sta te zingen op een podium of een dichtbundel schrijf, dan is het simpele antwoord: ‘Omdat het kan!’ En dat is alle reden die je nodig hebt. Ik wil me ontwikkelen, gewoon omdat het kan. Dan loop je af en toe tegen de lamp, nou en? We doen allemaal maar wat en hopen dat we de juiste keuzes maken onderweg.”

Twijfel

Genoeg getierd, lijkt ze te denken. Tijd voor een positievere blik. In een interview noemde ze zichzelf ooit iemand met een kop vol ambities, een lijf vol verlangens en twijfels over de toekomst. Eerst die twijfel. Dat geldt nog steeds, lacht ze. “Al heeft het voordelen de dertig gepasseerd te zijn. Elke vrouw heeft een fysiek minderwaardigheidscomplex. Dat vinden we totaal normaal. Maar ik durf te stellen dat geen enkele man ooit een meisje gedatet heeft dat niet op zijn minst een licht gevoel van walging over haar eigen lijf had. Terwijl wij zulke mooie en gezonde lichamen hebben. We laten ons gijzelen door een opgelegde zelfhaat. Vertel je kind elke dag opnieuw dat ze mooi is. Wij kunnen onszelf pas ontwikkelen als we onszelf accepteren zoals we zijn.

Dat is de basis van ons vermogen tot zelfontplooiing. Ik zie overal preutsheid die onze ontwikkeling blokkeert. Zo zag ik twee prachtige sportschoolbinkies op het strand bij Nesselande. Hun mooie lijven in strakke neongele zwembroekjes, het toonbeeld van perfectie dat zo in steen gehouwen in Boymans tentoongesteld kan worden. Toen ze dichterbij kwamen, bleken ze onder hun Speedo een onderbroek te dragen! Dat zelfs zij schaamte hebben! Zulke perfectie!

De beschuldigende vinger voor deze schaamte wijst al snel richting de dominante beeldcultuur en dat snap ik. Ook ik wil een mooie foto bij dit interview, ik heb namelijk boeken te verkopen. Maar ik denk dat het probleem breder is dan alleen beeld. Elk meisje onder de twintig is bang dat haar kutje stinkt. Die angst overwin je pas als iemand naar je kijkt en durft te zeggen hoe mooi je bent. Ons nauwe beeld van schoonheid heeft ademruimte nodig. Waarom is okselhaar vies? Waar moet je je schamen voor cellulitis? Er mag wel wat meer zelfliefde komen: durf voorbij de heersende beeldcultuur eerlijk en open naar elkaar te kijken.”

En, toegegeven, die zelfliefde begint ook bij mensen die je uitdagen het standaardschoonheidsideaal aan te vechten: “Ik begon mijn carrière als danseres in Now&Wow. Ted Langenbach en Pietra Ligura daagden ons uit de grens op te zoeken. Dus we stonden wel in bikini maar daar stak aan alle kanten je schaam- en okselhaar onderuit. En dan zag je jongens kortsluiting krijgen in hun hoofd: het is geil maar het kan toch niet?! Wie de norm uitdaagt, is in staat zijn eigen identiteit te ontwikkelen en vorm te geven.” Een beetje ijdelheid kan geen kwaad, lijkt ze te zeggen, maar dan wel eentje waarnaast imperfectie kan en mag bestaan: “Uiteindelijk is niemand meer dan een zak vlees en bloed en derrie.”

‘Voor mij is het leven niet liniair, maar ik beleef emoties juist circulair, of eigenlijk, gelaagd.’

Ambities en verlangens

Haar ambities kreeg Tromp met de paplepel ingegoten. Haar ouders waren ondernemers die elk pad dat ze tegenkwamen, bewandelden. Van sportschool in de straat tot een biologische vanilleplantage in Latijns-Amerika. In dat broeinest van ambitie kreeg Tromp te horen dat ze niet geboren was om achterin de bus te zitten. “Je hebt een stel hersens en een grote bek, gebruik die dan ook maar. Dat is de kern van het leven, al die wijven die maar koffie zitten te zuipen, elkaars hand vasthouden en fluisteren dat het allemaal zo moeilijk is. Pleur toch op, ga de wereld in en probeer dingen. Ga op je bek, sta op en probeer weer wat anders. Wees jezelf en wees alles wat je zijn wil. Ik ben niet schrijver óf danser óf performer. Ik ben het allemaal. De verbinding tussen al die dingen is het vertellen van een verhaal. Ik ben uiteindelijk een verhalenverteller.”

Verlangens heeft ze ook. Inmiddels bovenal verlangen om af te rekenen met het liefdesverdriet dat de laatste jaren aan haar gekleefd heeft. Ze schreef er de dichtbundel ‘Victorieverdriet’ over, maar is zelf inmiddels over haar verdriet heen: “Ik ben gelukkig met een nieuwe liefde. Dat maakt die dichtbundel niet minder urgent, trouwens. Het universele, menselijke verhaal van verdriet, mislukking en rouw zal er altijd zijn. Maar die bundel gaat over meer dan alleen liefde: het gaat ook over hoe waardig om te gaan met het noodlot en de kwetsbaarheid van het leven. Hoe je je uiteindelijk weer moet openstellen voor nieuwe liefde en daar altijd even kwetsbaar in blijft.” Ze pakt een exemplaar van haar bundel van tafel en bladert naar ‘Een stad in een stad’, dat dit gevoel verwoordt. Ze vouwt de bladzijden open en draagt rustig, ritmisch, voor:

Niets is in steen gehouwen
Zelfs steen niet
Tijd is een spier
Die pijn en liefde beweegt
Ik trap door
Pulseren
Verteren
Worstelen
Loslaten
Schudden
Dansen
Veranderen
Dat is de aard van de geschiedenis
Cirkel

Dat in alle kwetsbaarheid opstaan en je weer openstellen maakt de cirkel van de liefde rond: “Voor mij is het leven niet lineair, maar ik beleef emoties juist circulair, of eigenlijk, gelaagd. Natuurlijk moet je je wel ontweven van je vorige leven voor je weer openstaat voor nieuwe liefde. “Je bent verbonden met de mensen die je liefhebt. Valt dat weg, dan moet je jezelf hervinden. Het vergt lef dit te accepteren en hoe harder je ertegen vecht, hoe groter het probleem wordt. Ga ernaast zitten en omarm haar. Een periode van intens geluk wordt nu eenmaal gevolgd door meer depressieve tijden. Ik vind die term ontweven wel mooi: loskomen van het leven dat je leidde en de personen die daarbij horen om bij je eigen kern te komen en open te gaan staan voor een nieuwe liefde, een nieuw leven. Dat is de wereld na mijn verdriet. Ik ben in mijn nieuwe wereld kwetsbaarder dan ik was. En wie kwetsbaar is, krijgt kwetsbaarheid terug. Het is een mooie manier om mensen tegemoet te treden, voorbij mooi-weerpraatjes durven zeggen dat je een slechte dag hebt.

Meestal staan mensen open voor die kwetsbare houding. Kom je emoties onder ogen en leer ermee omgaan.” Ze schiet in de lach. “Dan kom ik toch uit bij therapie. Een woord waarvan we gruwen maar dat niet meer is dan een goed gesprek. En gesprekken zijn vaak rolbevestigend: je wilt elkaar vooral geruststellen in de rollen die je voor elkaar vervult. We vinden het moeilijk te verteren andermans pijn niet ogenblikkelijk te kunnen oplossen. Maar dat is ook niet de bedoeling. Sommige smarten zijn niet op te lossen. Je kunt het wel lichter maken door het te delen. Mooier kan ik het niet maken. Je kunt het negeren of jezelf censureren, maar uiteindelijk zijn we het allemaal en maken die negatieve ervaringen het leven net zo goed, hoe wrang ook.”

Ze tilt Chin-Chin op en strijkt over haar donkere, kale huid. Het hondje kijkt een tikkeltje dommig maar intens gelukkig uit haar kleine kraaloogjes en haar glimmend roze tongetje komt tevoorschijn. Tromp kijkt naar de toekomst. Er komt een nieuwe roman aan. Een andere dan ze in haar hoofd had toen haar grote liefde verdween. “Dát verhaal zit nog in een kluis”, glimlacht ze terwijl ze een tedere blik in haar ogen krijgt. “De verhalen die ik schrijf, vallen me in. Dat klinkt alsof er van gene zijde iemand in mijn oor fluistert, maar ik ervaar het echt als een stem. Ik heb het lang niet gehad, maar ineens was het er weer. Ik zie het als drang om te schrijven en als bewijs dat ik toe ben aan een nieuwe toekomst.”

Nog één keer lacht ze haar ontwapenende lach: “Maak je kwaad, maar respecteer elkaar. Is dat geen mooi einde?” Na een laatste aardbei en een laatste blik op de ruisende bomen, blijft het gevoel van een lange middag filosoferen met een oude bekende hangen. Misschien is dat wel hoe die therapie zou moeten voelen.

Voor het coverbeeld draagt Elfie Tromp een broekpak van ontwerper Mads Nørgaard, verkrijgbaar bij Margreeth Olsthoorn. De verwilderde aardbeienplant is geleverd door Said Ayadi. Visagie: Judith van Dongen.