Kloppend hart van Rotterdam

Uitkijkend over de Maas

Laura Schalkwijk Tekst
Petra van der Veer Beeld

Rotterdam is van oudsher een stad van nieuwkomers. Een stad van pioniers met heel veel verschillende nationaliteiten. Hoe ervaren zij het leven hier? Deze keer Faramarz Movaghar (58) uit Iran.

“Mijn naam is Faramarz, maar in Rotterdam noemt iedereen mij Ferry. Inmiddels woon ik al langer in deze stad dan ik ooit in mijn geboorteland heb gedaan. Dertig jaar geleden ben ik gevlucht, van Iran naar Nederland. Op 14 februari 1987 zette ik voet in Rotterdam. Stond ik daar op de Kruiskade, starend naar een mengelmoes van culturen.

‘Het voelde alsof je zelfs toestemming moest vragen om adem te halen’

Oorspronkelijk kom ik uit het noorden van Iran, uit Bandar-e Anzali, ook een havenstad. Daar was het leven goed. Iran was net als Nederland: een vrij land. Toen kwam de revolutie, in 1979. De eerste twee jaar na de revolutie mocht alles nog. Daarna veranderde Iran in een islamitische dictatuur. Verstikkend. Het voelde alsof je zelfs toestemming moest vragen om adem te halen.

Uiteindelijk ben ik via mijn werk in de scheepvaart gevlucht, tijdens een tocht naar Europa. In Antwerpen ging ik van boord en reisde meteen naar Rotterdam, waar ik vrienden had. Hier kon ik weer ademen. Natuurlijk miste ik mijn familie, mijn land, maar ik wilde wat van mijn leven maken. Het eerste jaar woonde ik in een pension aan het Mathenesserplein. Ik kwam in contact met een Nederlands gezin en vroeg hen mij te helpen. Ik ging voetballen bij RVV Blijdorp, verhuisde naar Overschie, liep vaak over de markt, stapte in alle trams. Zo leerde ik de taal, de stad kennen en burgerde ik in.

Ik heb ook veel verschillende banen gehad. Nu ben ik huismeester van Rotterdam Partners in het Schielandshuis. Een prachtig gebouw. Eerder werkte ik hier al voor Historisch Museum Rotterdam. Andere bijzondere plekken zijn voor mij het park bij de Euromast, waar ik in mijn eerste jaren in Rotterdam vaak met vrienden kwam om gezellig te praten, te eten, te drinken. En ik zit vaak op het bankje bij de Willemsbrug. Vanaf die plek uitkijkend over de Maas voelt het weer even alsof ik in mijn geboortestad ben.’’