Kloppend hart van Rotterdam

De diva van Zuid

Sander Grip Tekst
Marieke Odekerken Beeld

Als schrijfster van vunzige verhaaltjes en voormalig pseudopsycholoog, toen ze nog werkte als toiletjuffrouw in Mad Mick’s Breakaway Café, is Bea Bambara een dame om rekening mee te houden. Ze heeft alles wel gezien en meegemaakt en ze doet nu wat haar hart haar ingeeft. De diva van Zuid pakt het leven bij zijn ballen. Welkom in de achtbaan die Bambara heet.

In een restaurant naast metrostation Zuidplein neemt Bea Bambara een slok van haar rosé. Ze staat op en geeft een hartelijke knuffel. Haar ogen gaan stralen als ze vraagt: “Wat vind je van mijn jurkje? Heb ik speciaal gekocht omdat ik op de foto moet!”

In haar blauwe jurk met grote rode bloemen, met haar vurig rode haren, felle kleuren make-up en een walm van opwekkend parfum om haar heen, is Bambara een verschijning waar je niet omheen kunt. Ze moet zo een van haar erotische columns voordragen in de Toksjoo op Zuid, het maandelijks terugkerende fenomeen van gezelligheid op de linkermaasoever waar ‘de noorderling’ niets van begrijpt. Of ten minste, dat willen ze je graag doen geloven op Zuid. Maar eerst neemt Bambara ons mee in haar universum.

Kapotjes

Ze woog 45 kilo, had nog lange spierwitte haren en liep altijd in het zwart gekleed. Ze was achttien en vond in ‘Jantje’ een ticket om onder het juk van haar ouders uit te komen. “Hij was muzikant en nam me mee naar optredens.” Ze lacht uitbundig: “Ik heb hem gedwongen om met me te trouwen zodat ik het huis uit kon. Geeft niks hoor, hij zat zelf ook nog met de navelstreng aan zijn moeder vast.” Het huwelijk duurde twee hele jaren, maar ook dat gaf niks. Bambara was het huis uit.

Geen wonder dat ze weg wilde, want het meisje uit Vreewijk mocht niets van haar vader. Al had hij er blijkbaar geen moeite mee dat ze op haar veertiende een bijbaantje nam in de condoomfabriek aan de Waalhaven. “Ik mocht wel kapotjes inpakken maar als ik met hem meeging naar de kroeg, mocht niemand ook maar naar me kijken. Nou ja, ik snap het wel. Mijn moeder pakte zijn loonzakje af voor het huishouden, hij nam dat van mij in beslag om het op te zuipen.”

Hij was oudgereformeerd, maar niet zo erg strikt in de leer. “Op zondag zei hij dat hij naar de kerk ging, maar dan parkeerde hij zijn fiets uit het zicht tegen de dijk en stapte de kroeg in. Ik moest hem eruit halen; mijn moeder was veel te keurig om dat te doen.”

Gebroken hart

Warmte of genegenheid kende ze dan ook niet. Haar ouders hadden een verstandshuwelijk pur sang. Twee mensen overspoeld door liefdesverdriet die aan elkaar gekoppeld waren om de familie-eer te redden. “Mijn moeder had in de oorlog verkering met een Duitse soldaat. Het was echt dik aan. Maar in ’45 was hij plots verdwenen. Niemand weet wat er gebeurd is, hij is misschien wel gefusilleerd. Ook mijn vader verloor zijn grote liefde. Hij is geboren en opgegroeid in Sint Philipsland, een streng gereformeerd dorp. Op zijn zestiende maakte hij zijn lief zwanger. Dat kon natuurlijk niet, dus hij moest het dorp uit. Zijn zus woonde in het grote Rotterdam en dacht dat haar schoonmaakster – mijn moeder dus – haar broertje wel op het rechte pad kon krijgen.”

Haar moeder remde haar af: “Als de buren maar niets merkten. Terwijl vader de bloemetjes buiten zette was zij bezig alles binnenskamers te houden. In mijn eigen leven merkte ik ook die bekrompenheid. Ik ben twee keer getrouwd, heb drie dochters. Mijn moeder had meelij met me. ‘Heb je wéér een nieuwe liefde?’ En: ‘Ach meid, weer zwanger?’” Bambara sloot zich af voor alle commentaar en werkte stug door. De meest uiteenlopende baantjes had ze. Zo was ze gespreksdame in de Daniël den Hoed, waar ze patiënten met de vreselijkste ellende een hart onder de riem stak. Ze deed promotiewerk en ze stond op een blauwe maandag in IJssalon Farid. “Ik had nog nooit ijs gemaakt, moest ik ineens een Banana Split bouwen. En ik bakte wafels. Midden in de zaak zodat de zoete geur door de straat ging en de hoertjes uit de buurt binnenkwamen voor ijs.” Het langst was ze toiletjuf. “In de Breakaway. Overdag hielp ik in Ahoy bij beurzen en ’s avonds zat ik daar. Mijn kinderen zeiden soms: “Moeten wij een nummertje trekken om met je te spreken?”

Erotische verhalen

In 2008 overleed haar moeder en ze kon niet openlijk haar verdriet laten zien. Ze vindt het pijnlijk om te zeggen, maar het voelde als een kleine bevrijding. Ze ging schrijven. Erotische verhalen waarin de kronkelende meisjeslichamen en goddelijke mannenlijven, de vulva’s en fallussen je om de oren vliegen. Inmiddels heeft ze acht boeken op haar naam. Zelf uitgegeven want Bambara houdt het heft nu in eigen hand. “Ik ben gaan schrijven om de ketens die me in mijn leven vastgehouden hebben, los te laten.”

Ook haar leven als toiletjuffrouw heeft haar behoorlijk wat inspiratie opgeleverd. Ze lacht als ze terugdenkt aan haar tijd in de Breakaway. Vijftien jaar zat ze er, aan een tafeltje in de zaak. De mensen schoven aan om hun sores te vertellen. Bambara had altijd een luisterend oor. “Ik was een soort sociaal werker. Ik zat midden in het café. Iedereen praatte tegen me, omdat ik geen oordeel had en niks doorlulde; wellicht is dat de enige goede eigenschap die ik van mijn moeder heb.”

Haar eerste verhalen schreef ze aan dat tafeltje bij de wc. “Ik moest de pijn en frustraties in mijn leven van me afschrijven. Wat ik thuis niet kon vertellen, zette ik op papier. Toen kwam de rest. Erotiek, of nou ja, intimiteit. Ik heb mijn ouders nooit zien kroelen. Dat gemis leg ik in mijn verhalen, die een leegte in mij vullen. Iedereen heeft zo af en toe een goeie knuffel nodig.” Ze kijkt omlaag en draait het laatste slokje rosé in haar glas rond. Dan begint ze weer te stralen en spreidt haar armen. Tijd voor een kroel.