Kloppend hart van Rotterdam

Man met een missie

Serga van Roon Tekst
Frank Hanswijk Beeld

Grappend en grollend trekt hij door het leven. Altijd vrolijk, altijd positief. Quintis Ristie lijkt één grote, licht-stuiterende brok warmte. “Tuurlijk heb ik ook een donkere kant, lieverd. Maar ik wil je zoveel mooie dingen vertellen. Waarom ga je een wondje openkrabben?”

Quintis Ristie heeft net de opnames voor zijn item bij ‘zo:RAYMANN’ afgerond. Deze keer bezoekt hij veertien voetballers afkomstig uit landen die meedoen aan het WK voetbal. Een mooie klus, temeer daar Quintis – zelf keeper in een veteranenteam – gek op voetbal is. Maar toch, zijn hart is nu even vol van iets heel anders: “Ik ben terug bij mijn oude liefde! De radio! Radio is mijn alles. Ik maak twee keer per week een programma voor Open Rotterdam, een nieuwe lokale omroep. Het is praatradio, met veel ruimte voor interactie met luisteraars. Ik wil Rotterdammers een stem geven.”

‘De vrouw is de baas van het huis, maar de man heeft het voor het zeggen’

Wat is je doel precies?
“Met mijn programma wil ik bereiken dat men meer participeert. Ik wil Rotterdammers bewuster maken van de kwaliteiten van onze stad. We moeten niet zo zwart-wit kijken, niet zo pessimistisch. Rotterdam heeft 170 nationaliteiten. Maar uiteindelijk gaan we wel met elkaar door een deur. Zeker naar buiten toe zijn Rotterdammers trots. Ik vind het belangrijk om de burgerparticipatie te vergroten. Die saamhorigheid groeit nu, het gaat de goede kant op. De nieuwe generatie let niet op waar je vandaan komt. We zijn Rotterdammers!”

Dat is jouw missie?
“Mijn missie is niet om de wereld te veranderen, maar om mensen tools aan te reiken om anders naar het leven te kijken. Ga van het positieve uit, respecteer elkaar, oordeel niet te snel. Mijn kracht is dat ik iedereen kan aanspreken en mensen kan laten lachen. Ik wil een boodschap overbrengen met een lach, mensen prikkelen.”

Je was al jong bij de radio.
“Op mijn tiende begon ik al bij de radio in Paramaribo. Na de basisschool wist ik zeker dat ik oorlogsjournalist wilde worden. Maar dat vond mijn familie geen goed idee. Ik heb een onbezorgde jeugd gehad, maar toen begon het enorm te rommelen bij me. Ik was boos, opstandig, eigenwijs. Op mijn dertiende, veertiende spijbelde ik, ging ik stiekempjes naar het radiostation. Uiteindelijk heb ik mijn middelbare school niet afgemaakt. Op mijn veertiende trok ik de wijde wereld in en ben ik zelfstandig gaan wonen. Toen ik zestien was maakte ik al radioverslagen. Het gebeurde in Suriname en Quintis was erbij! Als eerste hè, want ik had allerlei apparaten en scanners in mijn auto.”

Maar je jeugd was onbezorgd?
“Ja. Ik ben erg verwend. Ik was de oudste, de eerste zoon, de eerste kleinzoon. Ik heb een goede opvoeding gekregen. Een warm nestje! Binnen een bepaald kader had ik veel vrijheid om me te ontwikkelen.”

Op zijn achttiende meldde Quintis zich bij het leger. Via het leger zou hij – zo was het idee – een opleiding journalistiek kunnen volgen. Maar na de basistraining werd hij tot zijn grote verdriet geselecteerd voor de infanterie. “Mijn wereld stortte in. Ik barstte in tranen uit op de appèlplaats. Het was negen maanden balen. Toch heb ik geen spijt.”

Want?
“Ik heb daar doorzettingsvermogen, discipline en wilskracht gekregen. Pijn lijden en toch doorgaan. Ik vind eigenlijk dat elke man die trots is op zijn land minimaal zijn dienstplicht moet vervullen. Dat is een trots gevoel.” (Roffelt op zijn borst.)

En na het leger?
“Ik werd verslaggever bij radiostation KBC. Door mijn militaire achtergrond had ik nog meer ervaring om sensatiejournalist te zijn. Ik houd van die adrenalineboost. Stuur me niet naar een persconferentie. Ik was een jongen met ballen, ik deed álles, ik ging er gewoon voor. Actie, rellen, opstootjes, no matter of er kogels om mijn oren vlogen. Quintis was daar. Uiteindelijk ontstond er mot en werd iedereen ontslagen. Dat is later rechtgezet, maar ik wilde niet terug. Dat is mijn trots. Daar kan ik in volharden, doorslaan zelfs.”

Uiteindelijk volgt Quintis – in Suriname ook bekend als Big Q. – alsnog een opleiding journalistiek. In 2001 gaat hij samenwerken met Jörgen Raymann. In het programma ‘Raymann is laat’, tegenwoordig ‘zo:RAYMANN’, verzorgt hij rubrieken als ‘Groeten uit Paramaribo’, ‘Quintis integreert’, en ‘Quintis en het geheim van de single vrouw’. In 2004 komt hij naar Nederland.

Hoe was dat?
“Ik had wel angst. Hoe zal het gaan worden? Ga ik wel aanslaan, zal men mij wel leuk vinden? In Suriname hoef ik maar iemand aan te kijken en we snappen elkaar. Ik had in Nederland met niemand een verleden. Ik begon opnieuw. De taal, de cultuur; het kostte moeite. Maar ik heb van Rotterdam leren houden. De mentaliteit van niet lullen maar poetsen stond mij erg aan. Nederland is als een vrouw voor mij. Ik heb haar leren kennen, er ontstond een band, het gaat goed en uiteindelijk werden we verliefd. Nu wil ik kinderen!”

Vrouwen spelen een prominente rol in het leven van Quintis. Zijn vader vertrok naar Nederland toen hij twee was. “Ik ben alléén maar door vrouwen opgevoed! Mijn moeder, oma’s en tantes. Sterke vrouwen, mijn familie was best modern. Mijn ene oma had de grootste bloemenzaak van Suriname, de ander een hoge functie in de regering. Al die vrouwen, het heeft zijn effect wel gehad. Ik ben nu vrijgezel en ik merk dat ik niet kan leven zonder een vrouw. Maar dan wel een sterke vrouw, één waar je op kan bouwen. Ik eh… ik ben een beetje machoman.”

Op televisie krijg ik vooral het beeld van een grote, lieve, vrolijke knuffelbeer.
“Ja, maar ik ben wel een man-man. Ik ben wel opgevoed met het idee dat de man het hoofd van het gezin is. De vrouw is de baas van het huis, maar de man heeft het voor het zeggen. De man koopt het huis, de vrouw maakt het tot een thuis. Mijn vrouw hoeft niet te werken. Zij kan zichzelf ontwikkelen, voor de kinderen zorgen en een thuis maken.”

Heel traditioneel
“Conservatief bijna.”

‘Ik was een jongen met ballen, ik deed alles’ 

Terwijl je bent opgevoed door sterke, onafhankelijke vrouwen.
“Ik weet niet hoe ik dat moet rijmen. Maar begrijp me goed: ik geef vrouwen álle ruimte om te zijn wie ze willen zijn. Maar ze mag nooit haar hoofd breken over shit, zoals waar ze het geld vandaan moet halen. Ik kom thuis en ik zeg: ‘Dit is mijn salaris, ga je gang.’ Ik vind mezelf verantwoordelijk voor het gezin. Voor de hele familie eigenlijk, zeker voor mijn oma’s. Als er problemen zijn, zie ik het als mijn plicht deze op te lossen.”

Quintis’ vrouw, met wie hij zeventien jaar samen was, ging twee jaar geleden terug naar Suriname met hun twee kinderen. “Ze kon niet aarden hier. We hadden veel problemen met verblijfsvergunningen, ze kon geen baan vinden die bij haar paste. Terwijl ze een heel creatieve, ondernemende vrouw is. Er ontstonden meningsverschillen. Maar we zijn er heel goed uitgekomen. We voeden de kinderen samen op, we hebben dagelijks contact en houden nog steeds van elkaar. Zal ik haar een berichtje sturen? Gewoon gezellig.” (Sms’t.)

Je zei net dat je niet zonder een vrouw in je leven kan. Mis je die nu niet?
“Ik mis mijn kinderen, mijn gezin. Mijn oudste dochter van twintig (uit een eerdere relatie, red.) woont in Nederland, maar de jongste twee, een meisje van acht en een jongen van zestien, zitten in Suriname. Wat pijn doet… Ik mis die knuffels van mijn kinderen. Iemand gaat de tol betalen voor een scheiding. Maar niet de kinderen, zij mogen hier niet onder lijden. Ik ben helemaal kapot van verdriet geweest, maar mijn kinderen doen het heel goed. En als ik mijn dochtertje mis, dan ga ik naar vrienden toe en kroel ik met hun kinderen. Dat gevoel koester ik dan. En dan koop ik iets leuks voor zo’n kind, een beertje of zo. En een voor mijn dochter. Ze mag niets tekortkomen.”

Stel, je ontmoet een nieuwe vrouw. Is het denkbaar dat zij kostwinner zou zijn of krenkt dat je trots?
(Lange stilte.) “Ik heb nu een vriendin en die wil een beetje voor me zorgen. Dat mag, kleren wassen en zo, maar financieel hoeft dat niet.”

Je zei net dat je vrijgezel was.
“Ik heb officieel geen relatie, maar zij is wel een potentiële kandidaat. We leren elkaar nu kennen. Ze maakt ontzettend veel kans om mijn vriendin te worden, de vrouw die ik altijd naast me wil hebben. Maar pas als je elkaar echt kent, kun je speken van een relatie. Ik spreek soms over haar als mijn vriendin, omdat ik wil dat ze mijn vriendin wordt.”

Hoe ziet jouw ideale vrouw er uit?
“Een vrouw moet mij de ruimte geven om man te zijn. En ze moet genieten van de ruimte die ik haar geef om te kunnen zorgen.”

Te zorgen?
“Echt zorgen. Jij kunt elke ochtend koffie voor me zetten en voor me koken en wassen, maar ik heb dan nog niet het gevoel dat je voor me zorgt. Er moet chemie zijn, passie. Als ik mijn hoofd op jouw borst leg, moet je voelen dat er iets niet goed met me is. En dan niet gaan doorvragen, maar alleen met je hand door mijn haar gaan strelen. Ben je aan het solliciteren om mijn vriendin te worden of zo?”

‘Geen enkele vrouw weet te koken, ze doen maar wat’ 

Ik ben geen type dat voor je gaat wassen en strijken. Is dat een onoverkomelijk bezwaar?
“Nee. Nogmaals het gaat om het gevoel. Bovendien: koken? Geen enkele vrouw weet te koken, ze doen maar wat. Behalve mijn moeder en mijn oma.”

Kun je zelf wel koken?
“Wil je bewijs hebben? Ik ga even wat bewijs voor je zoeken.” (Rommelt met zijn telefoon en belt een vriendin.) ‘Luister. Ik zit in een interviewtje nu en ze vragen of ik kan koken.’”(Er wordt hoog opgegeven over Quintis’ bruine bonen.)

Die grappende en grollende Quintis van radio en tv: is dat een rol of ben je echt altijd zo?
“Ik speel geen rol. Alles wat ik doe, staat heel dichtbij mezelf. Ik probeer door middel van humor diepgang te bereiken. Als je iets wilt vertellen of uitleggen, kun je dat het beste doen met een grapje. Dan blijft het hangen. Ik denk vanuit het positieve, altijd.”

Vrolijk, ongecompliceerd en positief. Is dat de goede omschrijving van Quintis Ristie?
“Ik ben heel erg geïnteresseerd in anderen. Ik ben een mensenmens. Ik kan nu op straat een zwerver tegenkomen, naast hem gaan liggen en daar twee dagen blijven slapen. Ik houd van mensen.”

Kun je een hekel hebben aan mensen?
“Nee. Ik ga er altijd van uit dat mensen proberen zo positief mogelijk te handelen. En ik geloof: wie goed doet, goed ontmoet.”

En als je verdrietig bent?
“Mijn verdriet duurt nooit lang. Ik haal uit alle negatieve dingen iets positiefs. De scheiding doet me veel pijn, maar het mooie is: mijn dochter is acht en kan al koken! Mama is aan het werken, dus zij kookt vaak. Ik kan ook zeggen: verdorie nog aan toe, er is geen eten voor die kinderen! Het grappige is: ik vind van mijn dochters altijd dat ze zelfstandiger moeten worden. Maar mijn zoon… Ik verwen hem erg. Toen hij nog hier woonde, deed papa alles voor hem.”

Heb je een voorbeeld?
“Als mijn jongste dochter naar atletiek moest, zei ze: ‘Pa, kan je me niet brengen?’ Zei ik: ‘Waarom ga je niet lopen? Het is vlakbij en dan worden je spieren vast warm.’ Komt mijn zoon. ‘Pa, ik ga zo trainen.’ ‘Hoe laat? Dan ga ik je brengen.’ Ik houd van alle drie evenveel en ik probeer het niet zichtbaar te doen, maar ik denk dat de meisjes het wel voelen. De jongste maakt er soms grapjes over. ‘Kijk naar dat watje. Hij wordt dik! Hij loopt niet.’ Verder is de opvoeding gelijk, hoor. Maar ja, je zoon hè. Mijn zóón!” (Roffelt weer.) “Toen hij twee was, viel hij bij de oppas. Hij had een breukje. Ik kon dat huis met mensen wel opblazen. Zijn arm ging in het gips en ik jánken, jánken. Ik had gefaald als vader, zo voelde ik dat. Ik was er niet geweest om mijn kind te beschermen.”

Hoe ga je om met tegenslag?
“Ik had ooit iemand heel hoog zitten, hij had een soort vaderrol voor mij. Toen ik mijn ziel blootlegde, nam hij afstand. Dat heeft me erg geraakt. Maar dan zeg ik: Quintis, je bent een fucking klootzak. Jíj had die verwachting. Jíj hebt de fout gemaakt om die man zo hoog te plaatsen. Ik blijf achting voor die persoon hebben, maar ik weet met wie ik te doen heb nu.”

Je keert je rug niet naar dat soort mensen?
“Zelden of nooit. Tenzij… Je mag niet aan mijn kinderen komen en al helemaal niet aan mijn dochters. Mijn oudste dochter heeft een vriendje, die jongen staat mij niet helemaal aan. In mijn ogen is hij een losbol. Ik houd het in de gaten, maar geef haar ook de ruimte om het zelf te ervaren. Zij wil op onderzoek uit en die ruimte krijgt ze. Ik heb alleen gezegd: ‘Lieverd, ik heb een T-shirt voor hem gekocht. Er staan tien regels op. Rules for dating my daughter. You hurt her, I hurt you. Understand I don’t like you. She’s my princess, not your conquest. Enzovoort.”

Heb je hem dat T-shirt echt gegeven?
Grijnzend: “Ja. Ik bedreig hem niet hè, ik belóóf hem.”

Heb je een donkere kant?
“Tuurlijk heb ik een donkere kant, lieverd. Maar waarom zou ik over mijn donkere kant gaan praten terwijl er zoveel mooie, lichte kanten zijn? Ik wil je zoveel mooie dingen vertellen. Waarom ga je een wondje openkrabben?”

Ik ben daarin geïnteresseerd.
“Ik praat niet makkelijk over mijn donkere kant. Als je me nou zou vragen: wat zijn de minste momenten in je leven?”

‘Ik denk dat ik in 1971 ben overleden door een verkeersongeluk’ 

Nou?
“Dat zijn de momenten geweest dat er niets meer uit te halen was dan het minimale.” Lachend: “Ik weet dat ik een klootzak ben. Maar goed: de scheiding van mijn vrouw heeft me heel erg geraakt. Ik heb daar echt heel erg onder geleden. Nu pas krabbel ik een beetje op.”

Ben je gelovig?
“Moeilijke vraag. Het is heel dubbel. Er is zeker een schepper, een god. Maar ik ben niet verbonden aan een bepaald geloof. Het is meer een levensstijl. Aan de andere kant ben ik ook heel spiritueel.”

Geloof je in iets na het leven?
“Ja. Ik geloof in reïncarnatie. Ik kan niet verklaren hoe, maar ik heb ontdekt dat ik gereïncarneerd ben. Ik denk dat ik in 1971 ben overleden ten gevolge van een verkeersongeluk.”

Hoe kom je daarbij?
“Ja. Uhm, onverklaarbare dingen. Toeval bestaat niet. Omdat je gaat onderzoeken wie, wat, waar.”

Ik volg je niet.
“Hoe zal ik het uitleggen… De locatie van dat ongeluk staat exact op mijn netvlies gebrand. Ik weet bepaalde dingen die ik op geen enkele andere manier kon weten. Ik vind het lastig om over te praten. Het is vooral een sterk gevoel. Los daarvan krijg ik vaak ingevingen. Ik kan naar jou kijken en dan een aantal dingen voorspellen. Soms moet ik mensen aanraken, die ik niet eens ken. Dan voel ik bijvoorbeeld dat die persoon last heeft van zijn schouder.”

Is dat helderziendheid?
“Nee! Het is een gevoel. Een buurman en vriend van me heeft zelfmoord gepleegd. Ik zag hem in een winkel en ging met hem praten. Maar hij was het niet echt. Dat was het moment dat hij zelfmoord pleegde. Hij heeft me nog lang achtervolgd om zijn vrouw boodschappen door te geven. De geestelijke band met mijn kinderen is ook sterk. In 2008 was ik aan het werk, maar ik wilde opeens naar huis. Mijn vrouw zat op de bank en zei: ‘Je zoon klaagt over buikpijn, maar hij wil gewoon zijn huiswerk niet maken. Nog even en hij krijgt een donderend pak slaag.’ Ik ben over de vluchtstrook met hem naar het ziekenhuis gereden. Het bleek een acute blindedarmontsteking, die stond op knappen.”

Je laat je leven leiden door gevoel?
“Ja. Ik denk dat dit de reden is dat mensen me soms onvoorspelbaar vinden. Vrienden zeggen vaak dat ze niet tot me kunnen doordringen. Ik ben daar trouwens niet trots op.”

(Klapt in zijn handen.) “Bon. We hebben een leuk voorgesprek gehad. We gaan nu het interview beginnen.”

Wat wil je nog kwijt?
“Ik wil vertellen over Rotterdam. Het gaat maar over mij, mij, mij, maar je komt toch niet veel te weten over mij.”

Ik had wel het idee dat ik een stukje verder was gekomen.
“Maar hoe ver ben je?”

Hoe ver denk jij dat ik ben?
“Even ver als drie uur en tien minuten geleden.”

Heb je dan allemaal onzin verkondigd?
“Nee, maar je bent ook niets wijzer geworden. Ik heb antwoorden gegeven op jouw vragen. Maar die antwoorden wist je al van tevoren, want je hebt vooronderzoek gedaan.”

Ik heb wel het idee dat ik je beter heb leren kennen.
“Oh. Nou. Ik ben nu overgeleverd aan jouw handen. Hoe diep ga je me de grond inboren?”