Kloppend hart van Rotterdam

Moderne architectuur

Hans Reitzema Tekst
Hans Reitzema Beeld

De Kunsthal van Koolhaas
is een van de duizend belangrijkste
gebouwen van de twintigste eeuw.

Dat staat in een boek waarin
de duizend belangrijkste gebouwen
van de twintigste eeuw worden genoemd.

Wat is een belangrijk gebouw?
Een huis, een ziekenhuis, een schuur.
Het belang zit bij de gebruiker.

In de Kunsthal van Koolhaas
valt regelmatig iemand zich te pletter
over opstapjes, drempels, trappen.

Bejaarden denderen met hun rollator
van de hellingen die door kenners
van de Kunsthal van Koolhaas

als vernuftige oplossingen van
het architectonisch en stedenbouwkundig
concept worden beschouwd.

Het is de bezoeker aan te raden
dit belangrijke en veelgeprezen gebouw
niet onverzekerd te betreden.

Want de kans dat je er als invalide uit komt
is vele malen groter
dan dat je er als invalide in komt.

Uit: Vroegindeweij, Rien (2006).
Gemengde berichten.
Amsterdam: Uitgeverij Nieuw Amsterdam



Rien Vroegindeweij

Rien Vroegindeweij (1944) debuteerde als dichter op 28-jarige leeftijd. Best laat. “Toen niet, hè. Nu wel. Nu moet je in de wieg al debuteren. Ik zat op de Academie van Beeldende Kunsten en ontdekte langzamerhand dat ik beter kon schrijven dan schilderen. Het was wel léuk toen. Jules Deelder, Leyn Leynse, Hans Wap, Riekus Waskowsky. De onvergetelijke Vaandrager. Het was heftig ook vaak. Onderlinge strijd. De jaren zeventig waren sowieso heftig.”

Vroegindeweij houdt in de Rotterdamse scene niet alles meer bij. “Er zijn wel héél veel dichters bijgekomen. Ik ken ze niet allemaal, maar ik lees wel eens wat. Er zijn een paar talentvolle dichters, zoals in elke generatie. Bij anderen merk ik dat de vorm ver te zoeken is, dat ze maar wat raak lullen. Het kritisch vermogen is zeker niet toegenomen.”

Zelf toont hij zich in zijn gedichten een mild beschouwer. “Milde beschouwer. Ja, dat is wel goed. Ik denk er zelf niet zo over na, eigenlijk. Ik zeg nooit van tevoren: ‘Ik ga nou eens mild beschouwen’. Ik zoek naar waaruit dingen voortkomen bij mensen. En bij mezelf. Eigenlijk zijn mijn gedichten aantekeningen bij mijn dagelijks bestaan. Ik vind dat wel een prettige manier. Dat je even uit de alledaagsheid treedt en daar iets mee doet.”