Kloppend hart van Rotterdam

Oud en vertrouwd

Amy Schellius Tekst
Lennaert Ruinen Beeld

Het stadhuis is het kloppende hart van de stad. Noord en Zuid worden hiervandaan bestuurd, je kunt er je documenten afhalen en hier geven geliefden elkaar het ja-woord. Diezelfde activiteiten vonden er zo’n honderd jaar geleden ook al plaats. En dat is maar wat bijzonder.

De meeste gemeentebesturen in Nederland hebben hun stadhuis verlaten voor een nieuwbouwpand. “In Rotterdam niet, en dat zie ik ook niet snel gebeuren”, vertelt Ellen Smit, architectuurhistoricus en conservator bij Het Nieuwe Instituut. “Een aantal jaar geleden is het rijksmonument aan de Coolsingel gerestaureerd en in oude glorie hersteld. Zo zijn de plafonds en lambriseringen weer tevoorschijn getoverd en is de gevel schoongespoten.”

In een stad vol moderne architectuur laat het stadhuis je als een van de weinige gebouwen nog even kennis maken met vroeger. Het overleefde het bombardement van mei 1940: alleen een mortierinslag aan de achterzijde zorgde voor een kleine beschadiging. “Nu valt het monumentale pand op als ‘oud’ in een hippe stad, maar toen architect Henri Evers in 1913 zijn definitieve ontwerp bekendmaakte, was het volgens zijn collega-architecten al ouderwets: meer iets van 1850.”

Evers had zich laten inspireren door de Beaux-Arts uit Wenen en Parijs en vond een groot, imposant gebouw passen bij een havenstad die groter en belangrijker werd. Hij liet veel verwijzingen naar het water terugkomen in het statige bouwwerk. Het glas-in-lood in de hal beeldt rivieren uit en buiten zijn scheepvaartberoepen in de gevel uitgehouwen.

“Volgens zijn collega’s mocht het ontwerp er dan ouderwets uitzien, het skelet was ontzettend modern en vooruitstrevend voor die tijd. Er werd gebruik gemaakt van, het toen vrij nieuwe, gewapend beton. Daardoor staat het stevig en kan het bouwkundig gezien nog tientallen jaren mee.”

In de ruim honderd jaar dat het stadhuis nu in de Maasstad staat, was het altijd een icoon. Mede door de allure en belangrijke beslissingen die er genomen worden, maar ook door wat het voor de stad betekend heeft. Zo bleek de gevel een bron van inspiratie voor de wederopbouw van de Coolsingel. Smit: “De gevel springt op verschillende plekken in. Die verschillende inspringende lijnen zie je nu op de hele Coolsingel terug, de voorgevels staan nergens gelijk.”

De stad is voorlopig nog niet klaar met het stadhuis. “In de ruimte waar Rotterdammers in 1920 hun paspoort ophaalden, gebeurt dat nu nog steeds. Ook trouwen ze nog in dezelfde zaal en vergadert de gemeenteraad op dezelfde plek. In een moderne stad met weinig oude gebouwen, geef je dit niet zo snel op.”


Eind negentiende eeuw groeide Rotterdam snel. Het stadhuis aan de Hoogstraat/Kaasmarkt werd te klein en de gemeenteraad besloot in 1909 dat er een vervanger nodig was aan destijds de rand van de stad. De Coolvest werd gedempt en de Zandstraatbuurt werd gesloopt. Hier ontwikkelde zich een statige boulevard, de Coolsingel, waar een imposant stadhuis, postkantoor en beurs moesten komen. Henri Evers won de besloten prijsvraag voor het ontwerp van het raadhuis. De bouw begon op 15 juli 1915, toen koningin Wilhelmina de eerste steen legde.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) ging de bouw door, bijzonder als je beseft dat de meeste bouwmaterialen vanuit strijdend Europa naar Rotterdam moesten komen. Als symbool dat Nederland neutraal bleef, siert een gouden vredesengel de toren van het stadhuis.

Een officiële opening is er niet geweest. Vanaf 1919 werd het stadhuis langzaam in gebruik genomen en op 1 september 1920 vond de eerste raadsvergadering plaats. Sinds 2000 is het stadhuis een rijksmonument.